17 januari 2022
—
Het coldcaseteam, onder leiding van voormalig FBI-rechercheur Vince Pankoke, heeft deze week zijn bevindingen gepresenteerd over de mogelijke verrader van Anne Frank.
Het team geeft aan dat Anne Frank en de andere zeven onderduikers aan de Prinsengracht 263 zeer waarschijnlijk ('85%') zijn ontdekt door toedoen van de Joodse notaris Arnold van den Bergh, tevens lid van de Joodse Raad, die met het overhandigen van onderduikadressen aan de nazi’s zichzelf en zijn gezin zou hebben proberen te beschermen. Deze conclusie doet wereldwijd veel stof opwaaien en maakt veel emoties los.
Puzzelstukken
De Anne Frank Stichting is onder de indruk van het speurwerk dat het coldcaseteam heeft verricht, maar er ontbreken nog belangrijke puzzelstukken. De vondst van de kopie van het briefje in de nalatenschap van een politieagent, waarin staat dat notaris Van den Bergh de schuilplaats van de familie Frank heeft gedeeld met de Duitsers, is heel bijzonder. Voor het volgen van dit spoor is het nodige te zeggen, echter het betoog achter de nieuwe verraadtheorie bevat veel aannames en er is geen sluitend bewijs gevonden. Meer onderzoek is nodig.
Vragen
Onze vragen betreffen in ieder geval een aantal cruciale bouwstenen van de theorie: het kopie-briefje, de rol van Otto Frank, de kennis over Van den Bergh in 1944, en - de belangrijkste - het bestaan van lijsten met schuiladressen bij de Joodse Raad en, als die lijsten er zouden zijn geweest, de vermelding van Prinsengracht 263 op zo’n lijst.
Het kopie-briefje: het coldcaseteam heeft met het door Otto Frank overgetypte briefje met de beschuldiging aan het adres van Van den Bergh een interessante vondst gedaan. Vragen die echter onbeantwoord blijven zijn: waar is het origineel? Wie was de auteur van het briefje? En wat was diens intentie met het briefje?
Otto Frank: wanneer en hoe is het briefje in het bezit gekomen van Otto Frank? Dat Otto Frank het briefje in 1945 in handen zou hebben gekregen, is niet voor de hand liggend. Waarom zou hij in 1948 vervolging van een andere verdachte nastreven terwijl hij over informatie zou beschikken die op iemand anders duidde? Welke waarde heeft Otto Frank aan het briefje toegekend? En waarom zou hij het briefje niet met anderen, waaronder zijn vertrouweling Johannes Kleiman, hebben gedeeld?
Van den Bergh: het laatste teken van leven van Van den Bergh tijdens de oorlog is van februari 1944. Waar was hij daarna en wat deed hij in die cruciale periode waarbij hij, volgens het coldcaseteam, de lijst met onderduikadressen met de bezetter zou hebben gedeeld?
Onderduiklijsten: het coldcaseteam baseert zich op onduidelijke uitspraken van getuigen over het bestaan van lijsten met onderduikadressen bij leden van de Joodse Raad. Er is geen bewijs dat deze lijsten in het bezit van de Joodse Raad waren (hierover hebben meerdere historici, zoals Van der Boom, Vastenhout en Houwink ten Cate die goed ingevoerd zijn, zich inmiddels uitgesproken), laat staan dat er een lijst is geweest met het adres Prinsengracht 263 erop. Gezien het kleine aantal mensen dat kennis had van dit onderduikadres, en aangezien de communicatie voor zover bekend alleen via enkele helpers liep, is dit onwaarschijnlijk. Mocht de Joodse Raad over lijsten hebben beschikt, dan nog is niet aangetoond dat Van den Bergh zo’n lijst in zijn bezit heeft gehad en met de bezetter heeft gedeeld. Bovendien: als deze lijst in augustus 1944 in handen van de Sicherheitsdienst zou zijn gevallen, dan zou dat tot een piek van invallen bij onderduikadressen moeten hebben geleid. Van een dergelijke piek is ons niets bekend.
Onderzoek AFS: het onderzoek dat de Anne Frank Stichting in 2016 naar buiten bracht, wijst op een mogelijk verband van de arrestatie van de acht onderduikers van het Achterhuis en de arrestatie van twee vertegenwoordigers van het bedrijf van Otto Frank, in maart 1944 wegens clandestiene bonnenhandel. Eén van de op 4 augustus 1944 aanwezige rechercheurs maakte deel uit van een daarin gespecialiseerde eenheid. Deze en andere elementen blijven in het coldcaseonderzoek ongenoemd.