Vergelijking van Nederland met België en Frankrijk
Joodse bevolking voor de oorlog
Nederland, België en Frankrijk kenden voor 1940 al decennia een parlementaire democratie en een liberale traditie. Er was weliswaar sprake van, veelal bedekt, antisemitisme, maar in deze landen waren al bijna 150 jaar geen wettelijke verschillen tussen Joodse en niet-Joodse burgers. Het percentage Joden op het totaal van de bevolking verschilde nauwelijks en was in alle drie de landen laag: driekwart procent van de Franse en Belgische bevolking en anderhalf procent van de Nederlandse.
De overgrote meerderheid van de Joodse bevolking in Nederland, ongeveer 85 procent, woonde al eeuwenlang in het land en was vóór 1940 grotendeels geïntegreerd. In België en Frankrijk bestond een groot deel van de Joden uit immigranten uit Oost-Europa en vluchtelingen die in de jaren dertig uit Duitsland waren gekomen. In België ging het daarbij zelfs om meer dan 90 procent van de Joodse bevolking, in Frankrijk was dit ongeveer 50 procent.
Duitse bezetting van Nederland, België en Frankrijk
Op 10 mei 1940 begon de Duitse aanval op Nederland, België en Frankrijk. Na de nederlaag en het begin van de bezetting was het beleid van de Duitsers in deze drie landen in veel opzichten hetzelfde: ze streefden naar samenwerking met de nationale overheden, handhaving van de openbare orde, geleidelijke aanpassing aan de nazipolitiek en een zo soepel mogelijke inschakeling van de economieën ten behoeve van Duitsland.
Dit was tegengesteld aan het door de nazi’s bezette deel van Polen: daar werden vanaf het begin de Poolse autoriteiten bruut opzijgeschoven, werd gewelddadig opgetreden tegen de bevolking en vond een economische plundering plaats.
Samenwerking Franse regering en nazi-Duitsland
In Frankrijk week de situatie in zoverre af van die in Nederland en België, dat na de nederlaag en de wapenstilstand van juni 1940 een groot deel van het land niet door de Duitsers werd bezet. De Franse regering verhuisde van Parijs naar het stadje Vichy in het onbezette zuiden, de zogenoemde ‘vrije zone’.
Onder de nieuwe regeringsleider, maarschalk Philippe Pétain, werden democratie en rechtsstaat grotendeels afgeschaft. Het nieuwe, autoritaire bewind streefde naar samenwerking (collaboratie) met de Duitsers en was bereid zelf alvast een begin te maken met de vervolging van de Joden, ook in de ‘vrije zone’.
De meeste anti-Joodse wetten en maatregelen in Frankrijk werden dan ook niet door de Duitsers, maar door de Franse regering uitgevaardigd. Juist omdat de Franse regering antisemitisch was, dus bereid tot medewerking met de Duitsers, hield ze een vinger in de pap en kon ze de vervolging in een later stadium ook remmen, wanneer ze dat wilde.
De regeringen van Nederland en België gingen aan het begin van de bezetting in ballingschap. Het landsbestuur kwam in handen van de hoogste ambtenaren. Zij kregen de opdracht aan te blijven en in het belang van de bevolking een samenwerking aan te gaan met de bezetter.