None

Prinsengracht 263

Anne en de anderen duiken onder in het pand Prinsengracht 263. Het heeft een voorhuis en een achterhuis. In het voorhuis zit het bedrijf van Otto Frank. Hier houden de helpers – medewerkers van Otto – het bedrijf draaiende. De onderduikers zitten in het achterhuis. Ze worden na ruim 2 jaar ontdekt.

De geheime schuilplaats

In december 1940 vestigt het bedrijf van Otto Frank zich op de Prinsengracht 263. Zoals veel andere grachtenpanden in Amsterdam bestaat het pand uit een voorhuis en een achterhuis. In het magazijn op de begane grond worden de producten - pectine, kruiden en specerijen - opgeslagen en verpakt. Op de eerste verdieping zijn de kantoren.

Het Achterhuis wordt  gebruikt als laboratorium, om te experimenteren met de vruchtenjams. Maar in 1942 besluit Otto Frank om daar een schuilplaats in te richten, voor zijn gezin en dat van zijn medewerker Hermann van Pels.

Waarom zijn de onderduikers niet eerder ontdekt?

Vaak vragen mensen zich af, waarom de onderduikers niet eerder ontdekt zijn. Je kunt het Achterhuis toch gewoon zien, bijvoorbeeld vanaf de Westerkerk, of vanuit de huizen van buren? Het is een lastige vraag. Mogelijke redenen zouden kunnen zijn:

  1. Het was een bedrijf, daardoor viel het minder op, als bijvoorbeeld de schoorsteen ‘s avonds of in het weekend rookte. Mensen zouden dan denken dat er overgewerkt moest worden.
  2. De grote razzia’s vonden vooral plaats in Amsterdamse wijken waar veel Joden woonden. Tijdens een razzia sloten de nazi’s een straat of een woonwijk af. Ze doorzochten de huizen een voor een. Soms was het doel om Joden te arresteren, soms wilden ze mannen oppakken die in nazi-Duitsland moesten werken.
  3. Na eind 1943 waren er geen grote razzia’s meer.