De magazijnmedewerkers mogen niets merken
‘Overdag moeten we altijd erg zacht lopen en zacht spreken, want in het magazijn mogen ze ons niet horen,’ schrijft Anne in haar dagboek (11 juli 1942). Daarnaast mogen de onderduikers het toilet niet te vaak doorspoelen, omdat de waterafvoer vanuit het Achterhuis recht door het magazijn loopt. Het geluid zou te veel argwaan wekken.
Van alle magazijnmedewerkers is alleen Johan Voskuijl op de hoogte van de aanwezigheid van de onderduikers. Hij is magazijnmeester én de vader van Bep, die op kantoor werkt en bij de helpers hoort. Voor hen is Johan belangrijk, omdat hij in de gaten kan houden of magazijnmedewerkers iets doorhebben. Dat gaat goed tot Johan in 1943 ziek wordt en er een vervanger komt: Willem van Maaren.
Een grote tegenslag, want Van Maaren is nieuwsgierig en hij merkt dat er na sluitingstijd mensen in het bedrijf zijn geweest. De helpers en onderduikers vertrouwen hem niet. Volgens Victor Kugler legt hij dingen, zoals stukjes hout, zo neer in het magazijn, dat hij ‘s ochtends kan zien of er iemand is geweest.
Direct na de oorlog is Willem van Maaren de enige verdachte in het onderzoek naar de inval van de Sicherheitsdienst in het Achterhuis. Hij ontkent ten stelligste en zegt dat Victor Kugler wist dat hij stukjes hout en dergelijke neerlegde. Bewijs wordt er niet gevonden.