De helpers verdelen de taken
De kantoormedewerkers verdelen de zorg voor de onderduikers onderling: Miep de groente en het vlees, Bep het brood en de melk. Miep zorgt ook voor boeken en Bep voor cursussen, zodat de onderduikers wat te doen hebben. Johannes en Victor concentreren zich op het bedrijf. Mogelijk zijn inkomsten van het bedrijf Gies & Co. gedeeltelijk gebruikt voor de financiering van de onderduik. Victor is ook degene die voor kranten en tijdschriften zorgt. Johannes is de steun en toeverlaat van de onderduikers in crisissituaties, zoals een inbraak en een vlooienplaag. Bovendien stuurt hij kaarten naar Otto’s zus en moeder in Bazel, in Zwitserland. Tussen de regels laat hij weten dat het goed gaat.
Soms gaan de kantoormedewerkers gebukt onder de spanning, die het helpen met zich meebrengt. Zo schrijft Anne over een zenuwachtige Kugler, Bep die een ‘halve zenuwinstorting’ heeft en Kleiman die kampt met ernstige maagklachten. Miep Gies zei in een interview na de oorlog: 'Wij, helpers, wisten wel van elkaar dat we het er wel eens moeilijk mee hadden, maar we praatten er niet over. Alles moest gewoon zijn gang gaan. (...) We moesten voor de buitenwereld zo ontspannen mogelijk overkomen, anders zou men argwaan kunnen krijgen.' (Anne Frank Magazine 1998, Anne Frank Stichting.)